top of page

Deel 1-08 Beoefening van de hypnose

Bijgewerkt op: 6 mrt. 2020

Boek 1 post 08: pagina 117 - 127


Het volgende hoofdstuk betreft de tekst getiteld Hypnose en gaat om een bijdrage van Freud in het in 1891 uitgegeven boek Therapeutisches Lexicon für praktische Ärzte. De redactionele inleiding vermeldt dat deze tekst pas in 1963 werd ontdekt.



Deze korte tekst beschrijft hoe men tot hypnose kan komen en begint met de houding die nodig is vanuit de arts/hypnotiseur. Belangrijk is daarbij dat de arts zelf in de methode gelooft - anders zal zij niet werken. Hij stelt dat alle mensen te hypnotiseren zijn, maar niet elke arts zal elk individu kunnen hypnotiseren.

"Nooit weet men op voorhand of een patiënt zich laat hypnotiseren, en er is ook geen andere manier om het te weten te komen dan het experiment zelf." (p. 119)

De hypnose zou vooral bruikbaar zijn bij 'zuiver functionele, nerveuze, stoornissen, kwalen met een psychische oorsprong en gewenningen' (denk bij deze laatste aan verslavingen). De hypnose werkt het best wanneer arts en patiënt alleen zijn - en er van andermans beïnvloeding geen sprake kan zijn. Opvallend is dat Freud hier zijn voorschrift exclusief voor een vrouwelijke patiënt beschrijft. Hij stelt dat er geen 'vriendin' of 'echtgenoot' aanwezig dient te zijn bij de hypnose, en dat het voor "patiënte" bevorderend zal werken dat zij eerder mensen onder hypnose heeft gezien en weet wat de toestand inhoudt. Hij beschrijft dat in de kliniek van Bernheim (zie eerdere blog) niemand onder vier ogen werd gehypnotiseerd en dat het hielp dat de patiënt andere patiënten in slaap zag vallen en daardoor in een toestand van 'psychische bereidwilligheid' kwam.

Vervolgens geeft hij een nauwkeurige beschrijving van de methoden om iemand onder hypnose te brengen. Hij begint met het 'suggereren' (letterlijk het aanpraten) van de slaap, wat inhoudt dat hij de motorische processen en sensaties benoemt die men voelt als men in slaap valt:

"Ik zie wel dat het bij u vlot zal gaan, uw gezicht heeft al een starre uitdrukking gekregen, u haalt dieper adem, u bent heel kalm geworden, uw oogleden zijn zwaar, uw ogen knipperen, u kunt niet meer helder zien, u zult zo direct moeten slikken, dan vallen uw ogen dicht en u slaapt." (p.121).

Ofwel de patiënt raakt hiermee in een hypnose, of niet en er moet nog meer op hem ingepraat worden. Soms lukt het dan nog niet.

"Het voornaamste manco van de hypnotische therapie is dat ze niet te doseren is. De haalbare graad van hypnose wordt niet door de methode van de arts bepaalt maar door de toevallige reactie van de patiënt." (p. 124).

Is de patiënt eenmaal onder hypnose dan heeft een motorische bevestiging van datgene wat wordt gesuggereerd een gunstig effect (bijvoorbeeld het aanraken van de pijnlijke plek waarvan de arts de suggestie geeft dat de pijn zal verdwijnen zodra de arts daarop drukt). Belangrijk is dat hij noemt dat het grootste resultaat valt te behalen wanneer men de gehypnotiseerde ondervraagt over zijn symptomen en de herkomst daarvan (dit is de methode van Breuer die Freud reeds toepaste ten tijde van dit artikel - en met wie hij later Studies over Hysterie schrijft - waarin we dit ongetwijfeld weer terug zullen lezen).

Men kan zowel klachten oplossen tijdens de hypnose, of met vertraging nadat de patiënt weer wakker is (posthypnotische suggestie). De diepte van de hypnose hangt niet altijd samen met het resultaat; een lichte hypnose kan tot grote resultaten leiden en andersom evenzo. Afsluitend met het betoog van de heilzame werking van de hypnose noemt hij nog het risico dat sommige zwaar neurotische patiënten soms onder hypnose worden gebracht door andere personen (in de eigen omgeving) - dit kan voorkomen worden door in de hypnose duidelijk de suggestie te geven dat de patiënt alleen door de eigen arts in staat is onder hypnose gebracht te worden.


Wie is er wel eens onder hypnose geweest?


156 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page